|
| |
Zeespiegelstijging Nederland volgens IPCC en KNMI
door Rolf Schuttenhelm
In het eerste deel van het Fourth Assessment Report van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC 4AR), gepresenteerd op 2 februari 2007, hebben klimatologen wereldwijd stelling genomen. De beschreven klimaatverandering is geen nieuws, maar de erkenning wel. Daarnaast zijn de cijfers aangescherpt ten opzichte van het laatste rapport uit 2001. Dankzij de toegenomen stelligheid vanuit de klimaatwetenschap is het nu ook beter mogelijk beleidsopties aan de gepresenteerde klimaatvoorspellingen te toetsen, waarbij voor Nederland de koppeling tussen kust- en waterbeheer en verwachte zeespiegelstijging vanzelfsprekend extra aandacht verdient.
Zeespiegelstijging is een reactie op klimaatverandering. Daarbij is sprake van een sterk vertragend effect tussen de feitelijke verandering van het klimaat en het bereiken van het hoogste (definitieve) niveau van de zeespiegel. Daarnaast wordt de huidige klimaatverandering (met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) in gang gezet door het broeikaseffect. Dat betekent dat ook de klimaatverandering zelf niet instantaan is, maar pas de hoogste waarde heeft bereikt nadat de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer maximaal hoog is. Die hoogste concentratie broeikasgassen is met de huidige wereldwijde toename van de CO2 uitstoot ook nog niet in zicht. Sterker nog, het is onduidelijk en voorlopig onwaarschijnlijk dat, bij de huidige economische en demografische trends, de uitstoot van CO2 in de 21e eeuw valt te stabiliseren. De chronologisch laatste stap, van klimaatverandering naar zeespiegelstijging, duurt bovendien het langst. De aanpassing van het volume van het oceaanwater aan de nieuwe, hogere temperatuur verloopt relatief snel, maar de smelt tot het minimale volume van de gletsjers daarentegen hoogstwaarschijnlijk bijzonder langzaam. Dat kan ook worden afgeleid uit historische gegevens. Op het einde van de laatste ijstijd verliep de wereldwijde temperatuurstijging relatief snel, terwijl de gekoppelde zeespiegelstijging (in Nederland) tot op heden (10.000 jaar later) waarneembaar is.
Met die kennis is het moeilijk te voorspellen hoe snel de zeespiegel in de toekomst zal stijgen, maar het valt daarentegen wel aannemelijk te noemen, dat zeespiegelstijging (ten gevolge van het broeikaseffect) zodra deze inzet buitengewoon lang kan aanhouden, waarbij volgens het IPCC zelfs de toename van de werkelijke zeespiegelstijging millennia kan aanhouden. Daarbij kan de op dit moment voor de Nederlandse kust waargenomen jaarlijkse zeespiegelstijging van 3,1 mm per jaar met de tijd in ordegrootte worden geëxtrapoleerd, waarbij het getal zijn schijnbare onschuldigheid verliest. In het vierde IPCC-rapport wordt alleen een ondergrens voor de verwachte zeespiegelstijging aangegeven, die in de 21e eeuw wereldwijd (afhankelijk van het temperatuurscenario) tussen de 18 en 59 cm zal liggen (t.o.v. 1990). Of deze bandbreedte zal worden overschreden hangt af van minder goed begrepen variabelen, waarbij vooral het tempo van ijssmelt een onzekere factor is. Uit de metingen van dit moment blijkt evenwel dat de jaarlijkse zeespiegelstijging tussen 1993 en 2003 is verdubbeld ten opzichte van de gemiddelde waarde van de 20e eeuw. Daarnaast wordt een verhoogde afkalving langs de Groenlandse en West-Antarctische ijskap gemeten, terwijl deze nog niet modelmatig kan worden verklaard.
Het KNMI werkt samen met het IPCC en heeft ook een bijdrage geleverd aan het nieuwe rapport. Toch gaat het KNMI in de eigen klimaatscenario's (2006) voor de Nederlandse kust uit van een grotere zeespiegelstijging dan welke vermeld staat in de conclusie van het IPCC 4AR. Het KNMI houdt rekening met regionale verschillen, waarbij de zeespiegelstijging in het noordoostelijk deel van de Atlantische oceaan waarschijnlijk groter zal zijn dan de gemiddelde stijging. Bij de noordpunt van de Golfstroom zakt warm water naar de oceaanbodem, waardoor de atmosferische temperatuurstijging daar sneller zal worden weerspiegeld in een opwarming en uitzetting van het oceaanwater, ook op grote diepte. Daarnaast houdt het KNMI er rekening mee dat de momenteel versnelde afkalving aan de randen van de ijskap van Groenland zal doorzetten. Volgens het KNMI bedraagt de verwachte zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust daarom 35 tot 85 cm in 2100 (t.o.v. 1990), 16 tot 17 cm meer dan de ondergrens uit de voorspelling van het IPCC.
Bronnen:
-
IPCC 4th Assessment Report. Working Group 1. The Physical Science Basis. KNMI, februari 2007.
-
Zeespiegelstijging. Cijfers in de SPM van IPCC 4AR, achtergronden en vergelijking met KNMI'06. KNMI, februari 2007.
Gerelateerde artikelen:
Toekomstig klimaat Nederland.
De verwachte ontwikkeling van temperatuur en neerslag volgens de KNMI'06 klimaatscenario's.
Afname Golfstroom.
Inderdaad, smelt van Groenland past nog steeds niet in de klimaatmodellen. Toch denken deze wetenschappers dat het wel mee zal vallen met de afremming van de Golfstroom. Slecht nieuws voor schaatsliefhebbers.
2005 wordt smeltrecord Groenlandse ijskap.
Geven de huidige metingen al een trend aan?
Eerste voorspellingen IPCC-rapport 2007 bekend.
Wij liepen vast wat op de zaken vooruit en presenteerden het GCM-resultaten van het Max Planck Instituut.
Naijl-effecten bij reductie CO2 uitstoot.
Als we nu stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen, blijft de zeespiegel nog duizenden jaren stijgen.
Waddenzee: zeespiegelstijging op bodemdaling.
Beleidstoets nummer 1. De context voor een duurzaam waddenbeleid in 4 paragrafen: landschap, zeespiegelstijging, bodemdaling en sedimentatie.
|