|
| |
Toekomstverkenning ruimtelijk beleid Nederland
door Rolf Schuttenhelm
Ruimtelijke ontwikkelingen worden in Nederland steeds minder door de rijksoverheid bepaald. De afgelopen jaren is de rol van bedrijven en burgers toegenomen, en zijn meer taken van de landelijke overheid overgedragen aan de provincies en gemeenten.
De verschuiving van ruimtelijke ontwikkelingen naar de private sector wordt onder andere veroorzaakt door een groei van het aantal koopwoningen, waardoor burgers een groter direct belang hebben in de ruimte, en door een groei van het aantal auto's die
ten koste gaat van de ontwikkeling van het openbaar vervoer. De Nota Ruimte uit 2004 heeft ook bewust decentralisatie beoogd, met een grotere bevoegdheid voor lagere overheden en ook deregulering, met bijvoorbeeld een versoepeling van vestigingsregels voor de detailhandel
en de bouw van nieuwe woningen, alsmede de inzet van een ontwikkeling naar particulier natuurbeheer.
Volgens een recente studie van het Ruimtelijk Planbureau, 'Verkenning van de ruimte 2006. Ruimtelijk beleid tussen overheid en markt', blijft er evenwel behoefte aan een leidende rol van de landelijke overheid, met name om belangenverstrengeling te voorkomen. Deregulering heeft als negatief effect gehad dat de
verzelfstandigde woningcorporaties nu eerlijke concurrentie belemmeren. Decentralisatie is soms naar een te klein schaalniveau doorgevoerd, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen door gemeenten. Gemeenten proberen bedrijven te lokken en bieden de grond te goedkoop aan, hetgeen heeft geleid tot
verstoring van het prijsmechanisme en inefficiënt ruimtegebruik, met een overaanbod aan bedrijventerreinen. Decentralisatie kan ook leiden tot bestuurlijke versnippering van ruimtelijk beleid met betrekking tot zaken die van nature op grote schaal spelen, zoals waterbeheer of de Ecologische Hoofdstructuur.
toekomst ruimtelijk beleid
Institutionele veranderingen in het ruimtelijk beleid zijn vaak een afspiegeling van maatschappelijke veranderingen, stelt het RPB-rapport. Bij een verkenning van het ruimtelijk beleid in de toekomst zijn bepaalde verwachte maatschappelijke ontwikkelingen van belang, die de opvattingen over het begrip ruimte kunnen veranderen.
Voorbeelden zijn het vervagen van ruimtelijke grenzen, de versnelling van technische en culturele ontwikkelingen en de dialectiek van globalisering en identiteit.
vervaging ruimtelijke grenzen
Het vervagen van grenzen kan niet puur worden toegewezen aan globalisering. Globalisering leidt tot een schaalvergroting. Ruimtelijk beleid kan zich dan aanpassen door mee te gaan met die schaalvergroting, bijvoorbeeld door van stedelijk beleid regionaal beleid te maken of de schaalvergroting van nationaal naar internationaal beleid.
In werkelijkheid ontwikkelt de ruimtelijke behoefte van burgers en bedrijven zich ook min of meer willekeurig, volgens een netwerkpatroon dat niet direct kan worden ondervangen door schaalvergroting van ruimtelijk beleid. Bij liberalisering en verhoogde marktwerking kan de ruimtelijke ontwikkeling van grensvervaging verlopen met behoud van welvaart, maar bestaat het risico dat andere waarden, zoals duurzaamheid, moeten inboeten.
technische vernieuwing en culturele veranderingen
Ruimtelijke ordening, woningbouw, infrastructuurplanning en landschapsaanpassing zijn alle gericht op de lange termijn van bijvoorbeeld 50 tot 100 jaar. Technische en culturele ontwikkelingen kunnen aanmerkelijk sneller verlopen. Nederland is in enkele decenia veranderd van een industriële economie in een diensteneconomie. Een deel van de specifiek industriële infrastructuur raakte daarbij overbodig. Culturele veranderingen met betrekking tot het ruimtegebruik komen tot uiting in snel ontwikkelende wensen van de burger met betrekking tot woninglocatie en woningtype, hetgeen een druk legt op de duurzaamheid van ruimtelijke ordening en stedenbouw.
dialectiek tussen globalisering en identiteit
Globalisering tast op verschillende schaalniveaus ruimtegebonden identiteiten aan. Mensen verplaatsen zich gemakkelijker en voelen zich minder gebonden aan een locatie maar ontwikkelen tegelijkertijd een gevoel van onbehagen bij dat proces. Het gevolg is een vergrote behoefte aan een "identiteitsvolle" woonomgeving en grotere aandacht voor de cultuurhistorie van steden en landschappen. Ondertussen willen bedrijven zich juist architectonisch kunnen profileren in het landschap en willen burgers liefst zelf hun woning bouwen. Het rapport van het RPB spreekt van een lastige opgave voor de ruimtelijke ordening om gelijktijdig rekening te houden met de wens tot zelfbeschikking en de ruimtelijke onthechting van burgers en anderzijds de diverse behoefte aan oorspronkelijkheid en identiteit.
|
|
|